De brandgevaar-index, meestal in het Engels afgekort tot FWI (Fire Weather Index), is een getal dat wordt berekend om de mogelijkse brandintensiteit in de natuur en bossen weer te geven.
De meteorologische parameters (voor onze regio worden deze van 12 uur UTC gebruikt) die als input dienen voor de berekening zijn:
- neerslag over de voorbije periode van 24 uur
- de temperatuur van de lucht
- de relatieve vochtigheid van de lucht
- de gemiddelde windsnelheid
Naast deze actuele parameters worden uiteraard ook de waarden van de dag ervoor in rekening gebracht.
De grondlaag - zeer belangrijk in de voortplanting van het vuur - wordt verticaal opgesplitst in 3 verschillende delen:
- de losse bovenlaag, gemiddeld genomen 7-8 mm dik, die bestaat uit brandbaar materiaal, ook wel “strooisel” genoemd (kleine verdorde takjes, verdroogde bladeren, verdroogd mos, …).
- een middenlaag: een licht samengedrukte onderlaag bestaande uit materiaal dat aan het composteren is, enkele centimeter dik.
- een onderlaag: nog meer samengedrukt, vooral gecomposteerd materiaal, gemiddeld genomen een 10-tal centimeter dik.
Uit de meteorologische parameters gaat men voor elk van de hiervoor vermelde lagen een getal berekenen dat een maat is voor het vochtgehalte van deze laag:
- de FFMC (Fine Fuel Moisture Code) is het vochtgehalte van de strooisellaag; aangezien deze laag zich bovenaan bevindt hebben de parameters neerslag, relatieve vochtigheid, temperatuur en wind hier vat op en evenzeer ook de toestand van dezelfde laag een dag ervoor. Deze laatste is maar van beperkte invloed gezien de laag zeer snel nat kan worden, maar evenzeer snel kan opdrogen.
- een cijfer boven 70 is hoog
- een cijfer boven 90 is extreem hoog
- de DMC (Duff Moisture Code) is het vochtgehalte van de laag die aan het composteren is. Gezien deze laag is afgeschermd door de strooisellaag heeft de wind hierop geen invloed, de overige parameters wel gezien de beperkte dikte van de bovenste laag. Deze laag is niet in direct contact met de lucht, dus de toestand van de vorige dag is ook meer van belang dan het geval is voor de FFMC (tijdsconstante van enkele dagen).
- een cijfer boven 30 is droog
- een cijfer boven 40 is zeer droog
- de DC (Drought Code) is het cijfer dat het vochtgehalte weergeeft voor de onderlaag. Deze laag bevindt zich nog dieper en dus meer afgeschermd van de lucht. Enkel de parameters neerslag en temperatuur hebben nog invloed op deze laag.
Het cijfer van de dag ervoor weegt nog zeer sterk door in de berekening. De toestand van deze laag verandert slechts met mondjesmaat bij droog weer. De tijdsconstante is dan ook meer dan 50 dagen. Mooi en droog weer gedurende maar enkele dagen laat dit cijfer niet sterk stijgen, het moeten echt langere periodes zijn.- een cijfer van 200 is hoog
- een cijfer boven de 300 is zeer droog en houdt ook in dat eventueel vuur ook in de diepere lagen gaat trekken
Uit deze berekende cijfers gaat men getallen afleiden die aangeven hoe het vuur zich kan verspreiden:
- uit de FFMC en de wind wordt het getal ISI (Initial Spread Index) berekend. Dit getal geeft weer hoe snel het vuur zich kan verspreiden.
- het getal begint bij 0
- een cijfer van 10 is hoge verspreiding na ontbranding
- een cijfer van 16 of meer wijst op een zeer groot tempo van brandverspreiding
- uit de getallen DMC en DC wordt het getal BUI (Buildup Index) berekend. Dit getal is een maat voor de beschikbare hoeveelheid brandstof voor het vuur.
- een cijfer van 40 is hoog
- een cijfer boven de 60 is extreem hoog
Beide getallen worden uiteindelijk gecombineerd tot de FWI (Fire Weather Index).
Naast de FWI maakt men ook gebruik van de aangepaste FWI. Hier brengt men de groenheid van de bovengrondse delen in rekening. Eenzelfde FWI-getal heeft een ander gewicht wanneer de natuur groen is (late lente, tijdens zomer, vroege herfst) dan wanneer de natuur helemaal weinig groen bevat (late herfst, winter, vroeg voorjaar). Het getal waarmee de FWI vermenigvuldigd wordt variëert tussen de 1 (vooral zomerperiode en vroege herfst) en 3 (winterpriode, vroeg voorjaar).